NIOZ-fuik Marsdiep Texel sinds 1960

Haring zwemt door klimaatverandering steeds vroeger het wad op

NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee
26-APR-2024 - Door het veranderende klimaat komen jonge haringen in het voorjaar steeds een beetje vroeger de Waddenzee op zwemmen. “Dát we dit konden aantonen, is te danken aan heel consequent, zestig jaar lang, ieder voorjaar en ieder najaar continu de vissen te bemonsteren met steeds precies dezelfde fuik. Het herkennen van dit soort veranderingen vraagt extreme precisie en uithoudingsvermogen."

Deze maand publiceren NIOZ-ecologen Mark Rademaker, Myron Peck en Anieke van Leeuwen het artikel Local reflects global: Life stage-dependent changes in the phenology of coastal habitat use by North Sea herring over dit extreem langetermijnonderzoek in het tijdschrift Global Change Biology.

NIOZ-fuik

Sinds 1960 meet het NIOZ, Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, in het voor- en najaar met behulp van een standaard fuik, dag in dag uit welke vissen er in het Marsdiep tussen Den Helder en Texel zwemmen. Uit die metingen blijkt dat de piek van het aantal jonge haringen dat de Waddenzee inzwemt sinds 1982 ten minste twee weken eerder komt. “Zo’n berekening is lastig bij een vissensoort die in grote scholen zwemt”, benadrukt Rademaker. “De ene dag kan het zijn dat er maar tien harinkjes zijn, terwijl er de volgende dag ineens tienduizend visjes langszwemmen. Als je per ongeluk net de ene of juist de andere dag een meting zou doen, krijg je dus een compleet ander beeld.”

Extreem consequent meten

De oplossing voor dat probleem zit volgens Rademaker in extreem consequent meten, en dan ook nog bijna op de vierkante meter. “Alleen door metingen op steeds dezelfde plek uit te voeren en wel zo goed als continu, jaar in jaar uit, kun je op de lange termijn veranderingen betrouwbaar aan het licht brengen.”

Unieke set gegevens

Het onderzoek met de ‘NIOZ-fuik’ is uniek in de wereld. De meeste andere monitoringsprogramma’s meten maar één of enkele keren per maand of zelfs per kwartaal, en dan vaak ook nog niet eens op precies dezelfde plek. Rademaker: “Wanneer ik die frequentie van andere onderzoeksprogramma’s op de gegevens uit de NIOZ-fuik projecteerde, en ik er dus maar een paar meetdagen uitpikte, dan kwamen de veranderingen in de timing van de haring niet aan het licht.”

Niet blindstaren op de statistiek

De NIOZ-fuik ligt sinds 1960 in het Marsdiep tussen Den Helder en Texel

Het onderzoek aan de gegevens van de jonge haringen in de Waddenzee zal komende maand ook één van de hoofdstukken zijn in het proefschrift dat Rademaker zal verdedigen aan Wageningen Universiteit. Zoals hij de invloed van het klimaat op de haring uit enorme gegevensbestanden wist te vissen, zo rekende hij ook aan de langdurige bemonstering van bodemdieren in de Waddenzee en aan de metingen van diepzee-inktvissen rond de Azoren. Behalve met een pleidooi voor gedegen langetermijnonderzoek, komt Rademaker in zijn proefschrift ook met een belangrijke waarschuwing voor collega’s: “Staar je niet blind op statistiek”, houdt hij ze voor. “Met hulp van kunstmatige intelligentie kun je soms de meest geweldige trends uit enorme datasets filteren. Maar dat onderzoek is niets waard als je het niet combineert met experimenten en metingen in het veld. Je moet per slot van rekening ook een goede theorie hebben die kan verklaren wat je in de data denkt te zien.”

Meer informatie 

Tekst: NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee
Foto: Robert Twijnstra, NIOZ