Zoeken naar Rozenkever larven

Gifstofproblematiek bij zangvogels: stap 2

Stichting Bargerveen
22-NOV-2012 - Bij tapuiten en graspiepers komen embryonale afwijkingen voor. Bovendien komt tot dertig procent van de eieren niet uit. Zeer hoge dioxineconcentraties in de eieren lijken hier verantwoordelijk voor te zijn, zo blijkt uit eerder onderzoek van Stichting Bargerveen. Maar is de vervuiling beperkt tot de twee onderzoeksgebieden of vormen dioxines ook een potentieel probleem voor zangvogels in natuurgebieden op nationale schaal? Om hier achter te komen worden rozekeverlarven gebruikt. Stap 2 van het dioxineonderzoek.

Bericht uitgegeven door Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]

Bij tapuiten en graspiepers komen embryonale afwijkingen voor. Bovendien komt tot dertig procent van de eieren niet uit. Zeer hoge dioxineconcentraties in de eieren lijken hier verantwoordelijk voor te zijn, zo blijkt uit eerder onderzoek van Stichting Bargerveen. Maar is de vervuiling beperkt tot de twee onderzoeksgebieden of vormen dioxines ook een potentieel probleem voor zangvogels in natuurgebieden op nationale schaal? Om hier achter te komen worden rozekeverlarven gebruikt. Stap 2 van het dioxineonderzoek.

In mei dit jaar maakte Stichting Bargerveen bekend dat eieren van tapuiten en graspiepers in het Noord-Hollands Duinreservaat en het Aekingerzand veel dioxines bevatten. Nu is het de vraag of deze vervuiling beperkt is tot genoemde twee natuurgebieden of dat natuurgebieden op landelijke schaal blootstaan aan dioxines. Met deze vraag is Stichting Bargerveen de afgelopen tijd druk bezig geweest.

Zoeken naar de rozenkever larven in de duinen (foto: Remco Versluijs)

Tapuiten zijn bijna overal verdwenen in Nederland en hun eieren dus ook. Die kunnen we dus niet meer analyseren op dioxines. Om toch gedegen indicaties te krijgen over nationale verspreiding van dioxines hebben we afgelopen weken larven van rozenkevers (Phyllopertha horticola) verzameld op locaties verspreid door het land. Juist in de toplaag van de bodem, waar dioxines neerslaan uit de lucht, kruipen de larven een jaar rond en nemen daar dioxines op. Omdat deze stoffen sterk binden aan vet Larf van een rozenkever (foto: Remco Versluijs)en niet worden uitgescheiden, neemt de concentratie in het lichaams steeds verder toe. Deze prooi vormt een belangrijk aandeel in het dieet van tapuiten en kan dus als model gebruikt worden voor potentiële belasting bij deze vogels.
Het aardige van het analyseren van rozenkevers is bovendien dat veel verschillende vogelsoorten deze kevers eten. Hierdoor krijgen we de eerste indicaties over in hoeverre ook andere vogelsoorten blootstaan aan dioxines.

Komende maanden verwachten we de eerste resultaten, dus wordt vervolgd!

Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met en ondersteund door verschillende terreinbeherende organisaties en overheden.

Tekst: Herman van Oosten & Remco Versluijs, Stichting Bargerveen
Foto’s: Remco Versluijs, Stichting Bargerveen