Agrarische natuur voor meeste soorten ongeschikt

De Vlinderstichting
7-OKT-2011 - Hoewel staatssecretaris Bleker vooral wil investeren in agrarische natuur, blijken daar maar weinig soorten van te profiteren. Voor behoud en herstel van biodiversiteit moet juist worden ingezet op natuurgebieden en verbindingen.

Bericht uitgegeven door De Vlinderstichting op [publicatiedatum]

Hoewel staatssecretaris Bleker vooral wil investeren in agrarische natuur, blijken daar maar weinig soorten van te profiteren. Voor behoud en herstel van biodiversiteit moet juist worden ingezet op natuurgebieden en verbindingen.

Sommige soorten horen ook in agrarisch gebied thuis, zoals het groot koolwitje (foto: Kars Veling)Na de sombere berichten van hoogleraar Frank Berendse in de pers over het onvermogen van agrarisch natuurbeheer om onze soorten te beschermen, leek er een lichtpuntje te komen uit het Groningse boerenland. De grauwe kiekendief vaart wel bij het verstandig uitgevoerde beleid van natuurbeheer op de Groningse akkers en deze bedreigde vogelsoort heeft onlangs versterking gekregen van de eveneens zeldzame blauwe kiekendief en grauwe gors. Het kan dus wel! Dit suggereert dat een grotere inzet op agrarisch natuurbeheer, zoals staatssecretaris Bleker bepleit, een oplossing biedt voor het behoud van de biodiversiteit in Nederland. Dat is helaas een verkeerde voorstelling van zaken. Er is namelijk maar een minderheid van de soorten die geschikt leefgebied kan vinden op het boerenland. De voornaamste reden daarvan is, naast het intensieve landgebruik en de ontwatering, de overmaat aan voedingsstoffen, met name stikstof en fosfaat.

In Zuidoost-Europa liggen wel veel kansen voor agrarisch natuurbeheer (foto: Kars Veling)Er zijn maar weinig soorten die het volhouden in zo´n overbemeste omgeving. Dit geldt voor planten, maar ook voor dieren. Ons onderzoek aan dagvlinders laat zien dat 60% van de Nederlandse soorten afhankelijk is van schrale omstandigheden. Deze bieden een grotere variatie aan voedselplanten en ook vinden de rupsen er een voldoende warm microklimaat om zich te ontwikkelen. Onder bemeste omstandigheden verliezen niet alleen sommige belangrijke voedselplanten de concurrentieslag, maar koelt ook het microklimaat af (zelfs bij klimaatopwarming, omdat de zonnewarmte in een productievere vegetatie minder goed door de rupsen kan worden benut). De huidige landbouw zorgt voor een dermate hoge mestgift dat de bijdrage ervan aan het behoud van een soortenrijke natuur gering zal zijn. De grotendeels door de landbouw veroorzaakte stikstofdepositie is de afgelopen 30 jaar weliswaar met 40% gedaald, maar voor de dagvlinders kan worden berekend dat er nog eens 40% vanaf zou moeten voor een echt herstel! Het voorbeeld van de grauwe kiekendief is prachtig, maar helaas dus niet representatief voor de biodiversiteit – in Nederland althans.

Natuurontwikkeling en goed natuurbeheer blijven in Nederland essentieel voor biodiversiteit (foto: Kars Veling)Elders in Europa biedt de extensieve landbouw veel meer mogelijkheden voor een succesvol agrarisch natuurbeheer en daar kunnen landbouwsubsidies goed worden besteed. Maar in Nederland moet de natuur het toch vooral hebben van robuuste natuurgebieden die beheerd worden door deskundige organisaties als Staatsbosbeheer, de Landschappen en Natuurmonumenten. Uiteraard heeft agrarisch natuurbeheer een rol te vervullen. Sommige soorten kunnen ervan profiteren en voor andere kunnen extensief beheerde randen bijdragen aan het verbinden van natuurgebieden via de ecologische hoofdstructuur. Maar wanneer staatssecretaris Bleker echt wil regeren met beide voeten in de klei, zoals hij voorstaat, dan kan het geld beter worden besteed aan versterking van de natuurgebieden dan aan de luchtkastelen van het agrarisch natuurbeheer.

Tekst: Michiel Wallis de Vries, Wageningen Universiteit en De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting