larve aziatisch lieveheerbeestje bijgesneden

Plak en plaag

Wageningen University
3-JUL-2009 - Tijdens deze mooie zomerdagen zijn bladeren van veel bomen en struiken bedekt met een glimmend en plakkerig laagje. Het gaat om het afscheidingsproduct van bladluizen. Bladluizen leven van het sap dat ze met hun zuigsnuit uit planten halen. In dat sap zit meer suiker dan een bladluis nodig heeft. Het teveel wordt afgescheiden als een zoete vloeistof, bekend als honingdauw, dat in kleine druppeltjes naar beneden valt. Veel mensen ervaren het als overlast wanneer de honingdauw op auto's en terrasjes terechtkomt. Ze bellen de gemeente om iets tegen de overlast te doen of om de bomen weg te halen!

Bericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR op vrijdag 3 juli 2009

Tijdens deze mooie zomerdagen zijn bladeren van veel bomen en struiken bedekt met een glimmend en plakkerig laagje. Het gaat om het afscheidingsproduct van bladluizen. Bladluizen leven van het sap dat ze met hun zuigsnuit uit planten halen. In dat sap zit echter meer suiker dan een bladluis nodig heeft. Het teveel wordt afgescheiden als een zoete vloeistof, bekend als honingdauw, dat in kleine druppeltjes naar beneden valt. Veel mensen ervaren het als overlast wanneer de honingdauw op auto's en terrasjes terechtkomt. Ze bellen de gemeente om iets tegen de overlast te doen of om de bomen weg te halen!

Lindes en esdoorns staan bekend om de enorme aantallen bladluizen die aan de onderkant van de bladeren zitten. Maar juist deze bomen zijn zeer geschikt voor aanplant in de stedelijke omgeving. Bij linde gaat het om de lindebladluis (Eucallipterus tiliae).

 
  Een gevleugelde lindebladluis, onvolwassen luizen zijn
ongevleugeld
Minder bekend is dat vooral de zomerlinde hier erg gevoelig voor is, terwijl de krimlinde en zilverlinde niet of nauwelijks in trek zijn. Bij de laatste twee zitten er haren of kleine schubben aan de onderzijde van het blad die de luizen hinderen. Op esdoorns leven verschillende soorten luizen die moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. De bekendste is de grote esdoornluis (Drepanosiphum platanoidis). Bladluizen ontwikkelen zich vooral in warme zomers met relatief weinig neerslag. Zware regenbuien kunnen de populaties aanzienlijk reduceren (en de auto’s weer schoonwassen).

De honingdauw die de luizen produceren dient voor andere dieren weer als voedsel. Zo likken wespen en bijen de zoete honingdauw op, en ook mieren lusten het graag. Mieren stimuleren de bladluizen zelfs met hun sprieten om honingdauw af te geven. Mieren profiteren dus van de luizen en proberen ze dan ook tegen belagers te beschermen. Bladluizen hebben nogal wat natuurlijke vijanden zoals lieveheersbeestjes, zweefvliegen, gaasvliegen en sluipwespen. Een aantal firma’s verkoopt gekweekte larven van het inheemse tweestippelige lieveheersbeestje (Adalia bipunctata) als vorm van biologische bestrijding van bladluizen. De larven worden in bomen uitgezet om de bladluispopulaties te decimeren en de overlast te verminderen. In sommige jaren zijn er ook van nature zoveel larven van lieveheersbeestjes dat men dit wel foutief voor ‘plaaginsecten’ aanziet.

 
  De larven worden vaak niet als lieveheersbeestjes
herkend (hier het Aziatisch lieveheersbeestje)

In het verleden werd het Aziatisch lieveheersbeestje (Harmonia axyridis) uitgezet als biologische bestrijder van bladluizen in kassen. Maar de soort heeft zich in de vrije natuur weten te vestigen en vormt inmiddels een bedreiging voor onze inheemse lieveheersbeestjes. Niet alleen is er competitie om voedsel, maar de Aziatische soort voedt zich ook met de larven van ons inheems lieveheersbeestje en met de larven van andere insecten.

Voor meer informatie over insecten op bomen zie: www.insectenweb.nl. Alterra heeft een netwerk van vaste waarnemers voor het monitoren van insectenplagen (en plaagjes) op bomen en struiken in bos, natuur, wegbeplantingen en stedelijk groen. Ook losse waarnemingen zijn natuurlijk van harte welkom. Aanmelden kan via www.insectenweb.nl.

Meer informatie over dit onderzoek is te lezen op www.wur.kennisonline.nl

Tekst: Leen Moraal, Alterra Wageningen UR
Foto’s: Leen Moraal en A. van Frankenhuyzen