Stropen in de stad

De Vlinderstichting
12-FEB-2015 - De afgelopen dagen was het ’s nachts net even boven nul en dat zie je direct terug in de waarnemingen van nachtvlinders die in de winter vliegen. Bij vorst zijn ze in rust, maar bij 4 graden zijn ze al actief.

Bericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]

De afgelopen dagen was het ’s nachts net even boven nul en dat zie je direct terug in de waarnemingen van nachtvlinders die in de winter vliegen. Bij vorst zijn ze in rust, maar bij 4 graden zijn ze al actief.

Controleren van de stroopplekken (foto: Kars Veling)Voor deze vlinders hoef je niet ’s nachts op pad naar ver weg gelegen natuurgebieden, maar in stad en dorp en zelfs in je eigen tuin kun je ze tegenkomen. Je kunt zoeken bij kunstmatige lichtbronnen, zoals abri’s, flatgalerijen en viaducten, maar je kunt ook vlinders lokken door te stropen.

Stropen of smeren houdt in dat je vlak voor zonsondergang een zoete stof op bomen of paaltjes smeert. In een eerder natuurbericht vind je een recept voor stropen. Na één tot anderhalf uur controleer je de plekken en hoop je dat nachtvlinders de zoetigheid hebben gevonden. Er zijn momenteel drie nachtvlindersoorten die veel op de stroop worden waargenomen: zwartvlekwinteruil, wachtervlinder en bosbesuil. Deze laatste is vooral op de zandgronden te vinden. De eerste verschenen al in september en tot in april zijn ze nog te lokken. Wat later in het voorjaar vind je ze ook op wilgenkatjes en andere vroegbloeiende planten.

V.l.n.r. bosbesuil (ook wel veel donkerder), zwartvlekwinteruil en wachtervlinder (foto’s: Kars Veling)

Detail van de (hier oranjegele) niervlek van de wachtervlinder met satellietvlekjes (foto: Kars Veling)De eerste zwartvlekwinteruilen zie je na de eerste nachtvorst in november. Als de temperatuur ’s nachts een paar graden boven nul is, zijn ze te vinden. In het najaar op de nog bloeiende klimop bijvoorbeeld, maar ook op rot fruit of het sap uit wonden op bomen. Nu kom je ze volop tegen als je aan het stropen bent. Soms zitten er wel 2 of 3 bij elkaar op een smeerplekje. Een jaar of tien geleden was het nog een schaarse soort, maar de laatste jaren is hij met een opmars bezig. Zat de zwartvlekwinteruil eerst vooral in het zuiden van ons land, inmiddels wordt hij ook regelmatig uit Noord-Nederland gemeld. Een derde soort die je regelmatig op stroop ziet is de wachtervlinder. Deze uil is goed te herkennen omdat hij een opvallende witte of gele niervlek heeft met daarnaast twee kleine vlekjes, de zogenaamde satellietvlekjes. Ook deze vlinder kun je nog tot in april aantreffen, dus ik zou zeggen nu de keuken in en de komende tijd stropen.

Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting