Door het inbrengen van dood hout wordt de stroomsnelheid gevarieerder en daardoor de bodem: kaal zand, grind en takjes wisselen elkaar af

Dood hout versterkt populaties beeksoorten in de Snelle Loop

29-NOV-2014 - Begin oktober heeft Waterschap Aa en Maas samen met een groep studenten van de HAS Hogeschool Den Bosch in het kader van een meerjaren-monitoringsprogramma metingen verricht in de Snelle Loop (Noord-Brabant). Hierbij wordt gekeken naar het herstel van macrofauna-populaties na het nemen van herstelmaatregelen.

Bericht uitgegeven op [publicatiedatum]

Begin oktober heeft Waterschap Aa en Maas samen met een groep studenten van de HAS Hogeschool Den Bosch in het kader van een meerjaren-monitoringsprogramma metingen verricht in de Snelle Loop (Noord-Brabant). Hierbij wordt gekeken naar het herstel van macrofauna-populaties na het nemen van herstelmaatregelen.

Het inbrengen van dood hout wordt tegenwoordig als een geschikte maatregel gezien om de biologische kwaliteit van beken te verbeteren. Waterschap Aa en Maas heeft deze maatregel circa drie jaar geleden toegepast in de Snelle Loop, nabij Landgoed Nederheide in Milheeze. Over een traject van ruim 1,2 kilometer is op tien locaties op verschillende manieren dood hout ingebracht. Het inbrengen van dood hout zorgt voor meer variatie in stroomsnelheid, waardoor het water in de beek niet overal even snel stroomt. Het gevolg is dat er een gevarieerd patroon ontstaat van verschillende typen substraat op de beekbodem.

Door het inbrengen van dood hout wordt de stroomsnelheid gevarieerder en daardoor de bodem: kaal zand, grind en takjes wisselen elkaar af (foto’s: Mieke Moeleker)

In de Snelle Loop is dat duidelijk zichtbaar, omdat de bodem in 2012, vóór het inbrengen van het dood hout, volledig bedekt was met slib en draadalg. Na het inbrengen van het hout is de variatie in stroomsnelheid toegenomen, waardoor de bodem veel diverser is geworden. De bedekking met slib en draadalg is bijna volledig verdwenen. Daarvoor in de plaats is er een afwisselend mozaïekpatroon van kaal zand, slib, grof en fijn organisch materiaal (takjes en bladeren), planten, hout en zelfs lokaal kleine grindbedjes gekomen. Deze grindbedjes blijken perfecte woonplaatsen te zijn voor de kokerjuffer Goera pilosa, een zeldzame soort die alleen kan overleven als er voldoende stroming, zuurstof en grind (of hard substraat, zoals een stuw) aanwezig is in een beek. Deze kokerjuffer kon voorheen alleen dichtbij de stuw leven, maar blijkt na het verwijderen van de stuw prima te kunnen overleven in de grindbedjes die bij sommige houtconstructies vrij zijn gekomen.

Links kokerjuffer Goera pilosa (foto: David Tempelman); rechts volwassen schietmot Goera pilosa (foto: Harm Alberts)

Larve van de beekrombout (foto: Christophe Brochard)
 
Rivierbodemwants (foto: Maria Sanabria)

Net als de afgelopen twee jaar heeft een groep tweedejaarsstudenten van de HAS Hogeschool uit Den Bosch onderzoek gedaan naar de effecten van het inbrengen van dood hout in de Snelle Loop. Hierbij worden o.a. de effecten op de macrofauna (kleine waterbeestjes) onderzocht. Het achterliggende idee is dat door de grotere variatie in substraat veel meer, en meer verschillende soorten, macrofauna in de beek een geschikte verblijfplaats kan vinden. Dit draagt onder andere bij aan het bereiken van de biologische doelen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Van andere dood hout projecten (onder andere in de Tongelreep bij Waterschap de Dommel) is bekend dat het aantal kenmerkende beeksoorten toeneemt, alsmede het aantal zeldzame soorten. In de Snelle Loop lijkt een vergelijkbare trend zichtbaar: de studenten vingen grotere aantallen kenmerkende beeksoorten, zoals de larven van de weidebeekjuffer en de blauwe breedscheenjuffer. Er zijn dit jaar geen nieuwe (zeldzame) soorten gevonden, maar de zeldzame soorten die de afgelopen twee jaar waren gevangen, zijn dit jaar wederom gevonden. En deze keer met meerdere exemplaren en in verschillende levensfasen (van hele jonge larven tot larven die op het punt staan om te ontpoppen). Het gaat onder andere om larven van de beekrombout en de rivierbodemwants. Beide soorten zijn dit najaar op het hele traject (1,2 kilometer lang) meerdere keren gevangen. Dat betekent dat deze soorten een gezonde populatie aan het opbouwen zijn. En dat is goed nieuws. De ingebrachte houtconstructies werpen hun vruchten af!

Tekst: Mieke Moeleker en Maria Sanabria, AQUON; Bart Brugmans, Waterschap Aa en Maas en Ellen Weerman, HAS Hogeschool, Toegepaste Biologie
Foto's: Mieke Moeleker, AQUON; David Tempelman; Harm Alberts; Christophe Brochard; Maria Sanabria