Mager broedseizoen voor kolgans

Sovon Vogelonderzoek Nederland
7-NOV-2014 - In groepen kolganzen worden tot dusverre weinig succesvolle families gezien. In tegenstelling tot de rotganzen uit Siberië, hebben de kolganzen van de toendra's in Noordwest-Rusland een duidelijk minder geslaagd broedseizoen achter de rug. Het lage aandeel jonge vogels bevestigt een trend die al langer gaande is.

Bericht uitgegeven door Sovon Vogelonderzoek Nederland [land] op [publicatiedatum]

In groepen kolganzen worden tot dusverre weinig succesvolle families gezien. In tegenstelling tot de rotganzen uit Siberië, hebben de kolganzen van de toendra's in Noordwest-Rusland een duidelijk minder geslaagd broedseizoen achter de rug. Het lage aandeel jonge vogels bevestigt een trend die al langer gaande is.

Uit een steekproef van ongeveer 60.000 ganzen verspreid over het land en uit de grenstreek van Duitsland blijkt dat het aandeel jonge vogels in groepen kolganzen rond de 11% ligt. Veel paren zijn helemaal zonder jongen uit de broedgebieden teruggekeerd. Paren die wel succesvol waren hebben in ruim de helft van de gevallen slechts één jong. Gezinnen met meer dan drie jongen zijn momenteel echt een zeldzaamheid. Hoewel deze gegevens nog voorlopig van aard zijn, is het duidelijk dat het broedsucces van kolganzen in de afgelopen zomer laag is.

Familie kolganzen. De jongen zijn goed herkenbaar aan het ontbreken van de zwarte vlekken op de buik en het wat ’smoezelige’ verenkleed. Let op de gevlekte flanken en de puntige veren op rug en bovenvleugel. In de eerste maanden van de winter ontbreekt ook de kenmerkende witte kol (foto: Kees Koffijberg)

Steeds minder succesvolle vogels
Dankzij pionierwerk van ganzenkenners als Jules Philippona kunnen we de nu verzamelde gegevens afzetten tegen een unieke reeks gegevens vanaf 1960. En dan blijkt dat een laag aandeel jonge kolganzen ten opzichte van de afgelopen jaren geenszins een uitzondering is. In de afgelopen tien jaar waren er vier jaren met een vergelijkbaar laag percentage jonge vogels. Ter vergelijking: in de 45 jaren daarvoor gebeurde dit slechts acht maal. Tot 1994 werden zelfs regelmatig meer dan 30% jongen vastgesteld, maar de laatste jaren kwam het nooit verder dan nipt boven de 20%. De aanwas in de afgelopen jaren zal niet elk jaar afdoende zijn geweest de natuurlijke sterfte en sterfte door bijvoorbeeld afschot te compenseren. Een analyse van wintertellingen van Sovon en Wetlands International laat zien dat de totale populatie sinds 2000 schommelt rond een aantal van 1 à 1,2 miljoen individuen en niet structureel toe- of afneemt. Wel zijn er binnen het winterareaal veranderingen te bespeuren, met een afname in Groot-Brittannië en een toename in Zweden. Kennelijk anticiperen kolganzen net als een aantal andere watervogels op de tendens van steeds zachtere winters.

Jaarlijkse percentage jonge kolganzen 1960-2014 met trendlijn (figuur: Sovon Vogelonderzoek Nederland)

Broedsucces andere ganzensoorten eveneens ondermaats
Voorlopige gegevens wijzen ook bij de toendrarietgans op een slecht broedseizoen, maar de steekproef is nog te klein om uitsluitsel te geven. Doorgaans is het verloop van het aantal jongen bij toendrarietgans en kolgans heel vergelijkbaar (ze broeden ook deels in dezelfde regio), en ook bij toendrarietgans is op de lange termijn eenzelfde soort afname zichtbaar als bij de kolgans. De kleine rietganzen die op Spitsbergen broeden en naar Friesland komen hebben eveneens weinig jongen meegenomen. Hier wordt vooral het koude voorjaar op Spitsbergen als mogelijke oorzaak gezien. Bij kol- en toendrarietgans daarentegen is de reden van het kleine aantal succesvolle families nog onduidelijk, al zijn ook bij deze soorten geluiden te horen over slechte weersomstandigheden in de toendra in het afgelopen voorjaar en in de zomer.

Tekst, foto en figuur: Kees Koffijberg, Sovon Vogelonderzoek Nederland