Late guldenroeden

Uitheemse guldenroeden: nectarkroegen met een geurtje

23-OKT-2013 - De uitheemse guldenroeden (Canadese guldenroede en Late guldenroede) beginnen vanaf augustus tot september massaal te bloeien. De goede zaadverspreiders groeien meestal in grote groepen, hebben prachtige bloemen en zijn echte nectarkroegen. Daarom stuit het verwijderen van de invasieve exoot stuit weleens op onbegrip. Maar is het al nectar dat de klok slaat?

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

De uitheemse guldenroeden (Canadese guldenroede en Late guldenroede) beginnen vanaf augustus tot september massaal te bloeien. De goede zaadverspreiders groeien meestal in grote groepen, hebben prachtige bloemen en zijn echte nectarkroegen. Daarom stuit het verwijderen van de invasieve exoot stuit weleens op onbegrip. Maar is het al nectar dat de klok slaat? En wat betekent de plant voor het ecosysteem?

Late guldenroede komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika en werd bij ons ingevoerd als tuinplant. Al in de 19e eeuw werd de plant ook in het wild aangetroffen en momenteel is de soort algemeen in Vlaanderen en wijd verspreid in West- en Midden Europa. De soort voelt zich thuis langs waterkanten, in ruigten, bosranden, omgewerkte terreinen, bermen en spoorwegterreinen. Canadese guldenroede wordt vaak met Late guldenroede verward. Die soort heeft dezelfde oorsprong, verkiest ongeveer dezelfde terreinen en bloeit even massaal. Late guldenroede is algemener dan Canadese guldenroede en is vrij vaak te vinden in steden en langs rivieren. Beide planten groeien meestal in grote groepen.

 Late guldenroede is algemener dan Canadese guldenroede en is vrij vaak te vinden in steden en langs rivieren. (foto: Wilfried Van Heddegem)

Dat het goede nectarbronnen zijn voor heel wat insecten valt niet te ontkennen. De planten zijn bovendien voor zaadvorming sterk afhankelijk van bestuivende insecten. Maar geldt het omgekeerde ook? Is bestrijding van de exoten een slechte zaak voor insecten? Niet bepaald.

Uit onderzoek blijkt dat Canadese guldenroede een negatieve impact heeft op een heel aantal inheemse plantensoorten. Dit doet ze vooral door de aanmaak van allelopatische stoffen, die de groei van omliggende plantensoorten remmen. Blijkbaar heeft van de onderzochte soorten enkel Duizendblad hier geen noemenswaardige last van. Dit verklaart meteen waarom Canadese guldenroede steeds in dichte, grote groepen voorkomt, en waarom andere plantensoorten enkel aan de rand hiervan kunnen groeien. Op Duizendblad na dan. Bepaalde inheemse plantensoorten die op deze manier verdrongen worden zijn van groot belang voor het overleven van inheemse insecten.

Planten als Betonie en Witte klaver worden weggeconcurreerd door Canadese guldenroede. Maar voor gespecialiseerde bijensoorten zoals de Andoornbij en de Donkere klaverzandbij zijn net dat belangrijke stuifmeelbronnen. Meer zelfs, zonder respectievelijk lip- of vlinderbloemigen hebben deze soorten geen kans om te overleven. Ook tal van andere inheemse planten zijn onontbeerlijk voor een resem inheemse kever-, nachtvlinder-, dagvlinder- of wantsenlarven. Op deze manier kan de aanwezigheid van Canadese guldenroede wel degelijk een negatief effect hebben op het voorkomen van inheemse insectensoorten.        Mooie bloemen en veel nectar, maar Canadese guldenroeden hebben ook een negatieve impact op heel wat inheemse plantensoorten. (foto: Leo Janssen)

Het is uiterst belangrijk om het onderscheid te maken tussen nectar- en stuifmeelbezoek wanneer we spreken over het belang van planten voor bloembezoekers. Dat de uitheemse guldenroeden goede nectarbronnen zijn staat vast, maar zij zijn in het najaar zeker niet de enige. Alternatieven zijn er in de vorm van onder andere Duizendblad, Heelblaadjes, Grote kattenstaart en Klimop. Naast een nectarbron zijn deze soorten ook een levensnoodzakelijke stuifmeelbron voor heel wat gespecialiseerde insectensoorten. Terwijl de uitheemse guldenroeden deze specialisten enkel nectar bieden. 

Een doordacht natuurbeheer is nodig om ervoor te zorgen dat insecten ook in het najaar voldoende nectar- en stuifmeelbronnen voorhanden hebben zonder dat de rest van het ecosysteem daaronder lijdt.

Tekst: Jens D'Haeseleer & Roosmarijn Steeman, Natuurpunt Studie
Foto: Leo Janssen & Wilfried Van Heddegem