Bruine kiekendief

Puberende kiekendieven on the move

18-MRT-2013 - De Bruine kiekendief is een van de Vlaamse roofvogels die ’s winters ver naar het zuiden wegtrekt. Vanaf half maart komen ze terug uit hun overwinteringsgebied. In 2011 startte het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) een project om meer inzicht te krijgen in de broedecologie van deze soort. Hoeveel zijn er nog? Waar broeden ze? Hoeveel jongen brengen ze groot? Wordt er elk jaar op dezelfde plek gebroed? En komen ook de jongen terug naar hun geboortestreek? Intussen lopen de eerste resultaten binnen.

Bericht uitgegeven door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek [land] op [publicatiedatum]

De Bruine kiekendief is een van de Vlaamse roofvogels die ’s winters ver naar het zuiden wegtrekt. Vanaf half maart komen ze terug uit hun overwinteringsgebied. In 2011 startte het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) een project om meer inzicht te krijgen in de broedecologie van deze soort. Hoeveel zijn er nog? Waar broeden ze? Hoeveel jongen brengen ze groot? Wordt er elk jaar op dezelfde plek gebroed? En komen ook de jongen terug naar hun geboortestreek? Intussen lopen de eerste resultaten binnen.

Dit ecologisch onderzoek wordt uitgevoerd door het INBO, samen met de Roofvogelwerkgroep Zeeland en een aantal vrijwilligers en wetenschappelijke instellingen. Sinds de opstart van het project werden 215 jonge vogels op het nest geringd en van wingtags voorzien. Een van de doelstellingen was te achterhalen of jonge Bruine kiekendieven (Circus aeruginosus) terugkeren naar de plaats van hun geboorte. Zijn ze plaatstrouw of wagen ze een stapje in de wereld en vestigen ze zich als volwassen vogel ergens anders? Bovendien wou het project achterhalen of jongen die in moerasgebied zijn geboren later als volwassen vogel ook broeden in moerasgebied, dan wel of ze opteren voor een graanveld als nestplek. In Vlaanderen worden immers steeds vaker ‘graanbroeders’ gemeld, een recent fenomeen dat nog nauwelijks werd bestudeerd.

Een van de projectkiekenddieven op een weipaaltje (foto: Kjell Janssens)
Algemeen wordt aangenomen dat Bruine kiekendieven meestal pas twee jaar na hun geboorte, dus als derdejaarsvogel, naar de broedgebieden terugkeren. Vogels die wingtags aankregen in 2011 worden dus pas in 2013 terug in onze contreien verwacht. Toch werd in het voorjaar van 2012 met spanning uitgekeken naar waarnemingen van tweedejaarsvogels. En ja, in februari was het zover: in Meetkerke (West-Vlaanderen) werd een Bruine kiekendief opgemerkt die in het kader van het project in 2011 van wingtags werd voorzien. Jammer genoeg kon enkel de kleurcombinatie worden afgelezen (de vogel vloog te ver waardoor de code niet exact kon worden vastgesteld). In mei en juni 2012 werd in de Oostkustpolders nog een ‘projectkiek’ opgemerkt. Dit exemplaar werd als jong geringd nabij Terneuzen (Zeeland). En in de nazomer van 2012 werden drie tweedejaarsvogels gezien: één nabij Gembloux en een ander in de buurt van Doornik. Deze vogels werden het jaar ervoor van een kleurmerk voorzien in resp. Arnemuiden en Ossenisse. Een derde vogel kon enkel op leeftijd worden gebracht; de code op de wingtag kon niet worden afgelezen waardoor ook de herkomst van deze vogel niet kon worden achterhaald.

Het blijft natuurlijk een raadsel wat die puberende kiekendieven al die tijd gedaan hebben. Hebben ze bij ons overwinterd en zijn ze de ganse winter onopgemerkt gebleven? Dat is zeker een mogelijkheid want zelfs de vogel uit de Oostkustpolders is tenslotte maar enkele keren gemeld, ook al wordt het gebied druk bezocht door vogelaars. Of trokken ze toch naar het zuiden, keerden ze terug in het voorjaar en hebben ze wat rondgezworven zonder dat iemand ze heeft opgemerkt? Hoe het ook zij, het is nu duidelijk dat een aantal van de projectvogels toch al in hun tweede levensjaar in ons land kunnen worden waargenomen.

In vlucht vallen de wingtags behoorlijk goed op (foto: Kjell Janssens)
En hoe zit het met de waarnemingen van de eerstejaarsvogels van vorig jaar? Aanvankelijk kwamen er vooral meldingen binnen uit de omgeving van het nest. Sommige jongen blijven immers tot meer dan twee maanden in de omgeving van de nestplaats rondhangen. Vanaf half augustus werden gekleurringde jongen gemeld op enkele tientallen kilometers van hun nestplaats. In Vlaanderen vlogen een aantal Zeelandse vogels over. Een iets spectaculairdere terugmelding was een jonge Bruine kiekendief die half augustus uitgeput werd gevonden nabij Mons. De pechvogel was afkomstig van Koewacht (Zeeland) en werd overgebracht naar een nabijgelegen vogelopvangcentrum. De jonge snaak kon er volledig revalideren en werd later weer losgelaten. Een ander jong uit Zeeland, deze keer uit Biervliet, werd waargenomen in Limoges, centraal Frankrijk.

Deze winter kwam er nog een verrassing. Franse ornithologen die in het Afrikaanse Senegal de slaapplaatsen van de Grauwe kiekendief (Circus pygargus) bestuderen, zagen in januari en februari 2013 een gekleurmerkte Bruine kiekendief. Het bleek om een jong te gaan dat in juli 2012 werd gekleurmerkt nabij Watervliet in het Meetjeslandse krekengebied. Dit was meteen de eerste terugmelding uit de Afrikaanse overwinteringsgebieden.

Het volgen van de dispersie en trek van jongen is één ding maar de hoofdbedoeling van het kleurmerken blijft de wisselwerking tussen populaties en de plaats- en habitattrouw na te gaan. Er wordt dan ook met spanning uitgekeken naar wat het komende voorjaar zal brengen. Daarom vraagt het INBO de medewerking van alle veldornithologen. Zie je een gekleurmerkte Bruine kiekendief, geef dit zeker door aan de projectcoördinator op onderstaand e-mail adres, zelfs indien je de wingtags niet volledig hebt kunnen aflezen. Let goed op welk merkteken op de rechtervleugel en welk op de linkervleugel zit. Noteer achtergrondkleur van de tag, de code en de kleur van de code. Codes zijn enkel wit of zwart, de achtergrondkleur kan wit, geel, groen, rood, lichtblauw of fuchsia (purper) zijn. Er zijn ook wingtags zonder code. Een foto maken is ook een goede tip: heel dikwijls is het merk daarop alsnog af te lezen.

Meer info over het project en hoe de wingtags eruitzien vind je hier. Een eerder natuurbericht over dit project vind je hier.

Tekst: Anny Anselin, anny.anselin@inbo.be, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO)
Foto's: Kjell Janssens